Gregoriaans: overschat of van onschatbare waarde?

door Martin Hoondert

Wat is de sound van de rooms-katholieke liturgie? Sommigen zullen zeggen: gregoriaans, anderen denken eerder aan de gezangen van Huijbers en Oomen, of aan de missen van Haller en Perosi. Wat de klank van de rooms-katholieke liturgie betreft, is er eerder sprake van diversiteit dan van eenheid. In deze jaargang van het
Gregoriusblad gaan we in op de diversiteit aan liturgisch-muzikale repertoires. Welke repertoires kunnen we onderscheiden en wat zijn de voor- en nadelen van deze repertoires vanuit ritueel, theologisch en ecclesiologisch perspectief?

In dit artikel geven Martin Hoondert en Anthony Zielhorst hun standpunten contra resp. pro.

 

Bij het heengaan van Fr. Nico Wesselingh o.s.b. 

door Anton Vernooij

Zondagmorgen 3 oktober van het vorig jaar overleed in Teteringen 93 jaar oud pater Nico Wesselingh, benedictijn. Geboren op 12 november 1927 in het Zuid-Hollandse Hazerswoude koos hij na enkele jaren arbeid in het grote landbouwbedrijf van zijn vader voor een monastiek leven en meldde zich, 25 jaar oud, op 5 september 1952 aan de poort van de Sint-Pauluscommuniteit van het Noord-Brabantse Oosterhout.

 

Jubileumcomponist: De koormuziek van César Franck 

door Ruud Huijbregts
      Er zullen maar weinig mensen zijn die niet bekend zijn met het Panis Angelicus van César Franck.
Deze beroemde vocale compositie is een zeer geliefd onderdeel van het repertoire van vocalisten en aldus regelmatig te horen bij
allerlei gelegenheidsliturgie en tijdens kerkconcerten.

Toch is vocale muziek niet het eerste waar we bij de naam César Franck aan denken, want zijn naam is onwillekeurig verbonden met
het orgel. Vele collega’s zullen zijn opgegroeid met delen uit de harmonium-cyclus L’Organiste en uiteraard de grote orgelwerken. Koorwerken
van Franck zijn een stuk minder bekend, misschien met uitzondering van de evenzeer beroemde Psalm 150. Wellicht is het niveau van
zijn koorwerken niet helemaal vergelijkbaar met de onvolprezen kwaliteit van zijn twaalf grote orgelwerken, maar toch vinden we ook
hier enkele juweeltjes.

 

Gregoriaans? Met het badwater meegekregen! 

een interview met Stan Hollardt door Kees van Mechelen

Sinds 1968 dirigeert Stan Hollaardt (1941) het Gregoriaans koor Dukenburg – een parochiekoor – en sinds 1990 de Schola Cantorum Karolus Magnus, die zowel binnen als buiten de kerk en ook over de landsgrens van zich laat horen met bijzondere projecten. Kees van Mechelen sprak met hem.

“Het gregoriaans heb ik niet met de paplepel, maar al met het badwater meegekregen!
Op zaterdagmiddag gingen wij, de vijf kinderen, in de teil met warm water en Sunlight-zeep.
Dan stond – net na de oorlog – de KRO-radio aan met ‘De Schoonheid van het Gregoriaans’, waarin pater Brockbernd gregoriaanse gezangen toelichtte en liet zingen door de eigen KRO-schola.1 Ik was direct gebiologeerd door die muziek. We waren trouwe kerkgangers en vanuit school gingen we elke morgen naar de ochtendmis. De mis die ik het beste kende hoorden we elke eerste vrijdag van de maand: de H.Hartmis, met de introitus Cogitationes.
In het Marialof in mei en oktober klonken de Mariahymnen. In de zesde klas van de lagere school mocht ik als jongenssopraan met kerst de Missa Pontificalis van Perosi meezingen in het koor onder leiding van de hoofdonderwijzer, die na mijn auditie tegen mij zei: “Hollaardt, je hebt een stem als een schellevis maar je mag komen zingen...” Mijn broer zong ook in dat koor en ik was zeer onder de indruk dat ik hem in de nachtmis met de schola Dominus dixit ad me zag en hoorde zingen.
Tussen mijn elfde en vijftiende jaar bezocht ik de vakantiekampen van de stichting ‘Het kinderen van oorlogsslachtoffers op vakantie. Mijn vader – hij was overigens ook koorzanger – is omgekomen in de oorlog). Bij het avondgebed in de open lucht werd elke dag In manus tuas gezongen – uit de completen. Die Latijnse woorden zeiden me nog niets, maar dat gezang maakte grote indruk. Als we met Karolus Magnus een requiemmis verzorgen, zingen we het altijd bij het ophangen van het kruisje.”

 

Het Adema-orgel van de Bonifatiuskerk te Leeuwarden

besproken door Mark Heerink

Op zondag 1 mei 2022 zal het Adema-orgel van de Sint-Bonifatiuskerk in Leeuwarden na restauratie en uitbreiding feestelijk in gebruik genomen worden. Het Noorden van Nederland wordt daarmee verrijkt met een groot symfonisch orgel. Een
bijzondere gebeurtenis. Mark Heerink bezocht op verzoek van de redactie van het Gregoriusblad de kerk en het orgel.

 

Het Paaslied "Christus is opgestanden" 

een bespreking door Louis Krekelberg

De oudste handschriften uit het Duitse taalgebied en uit Nederland laten iets anders zien en zijn volgens mij consequenter en muzikaler als het gaat om de melodie en de tekstplaatsing in de eerste zin.
• In die handschriften is de tweede noot in de openingszin altijd lager, net als bij Vic-ti-mae. Daarmee kun je het probleem van de lettergreep -op-gestanden oplossen.
• Het Paaslied is ontstaan uit de Paassequens Victimae Paschali Laudes (GvL 855) en de woordaccenten van het Latijn en de landstaal vallen mooi samen op de eerste toon la en de re....

 

Onderzoek naar het gebruik van liedbundels, een verslag

door Hanna Rijken

Welke discussies zijn er in de tien jaar voor de coronacrisis gevoerd op het gebied van kerkmuziek?
Verschillende parochies geven aan dat ‘meer volkszang’ op de agenda stond. Een respondent legt uit dat de parochianen ‘meer volkszang willen, ook als er een koor zingt’.
In sommige parochies geeft men aan dat er de afgelopen tien jaar een geleidelijke verschuiving heeft plaatsgevonden van ‘vooral luisteren naar ‘actief meezingen’. Een dirigent legt uit hoe men dat heeft bereikt: door meer aandacht te besteden aan uniformiteit in de zondagsvieringen, ongeacht welk koor er zingt.
Te denken valt hierbij aan de vaste acclamaties en vaste onderdelen. “Dit heeft geresulteerd in een grotere herkenbaarheid bij de kerkgangers en daarmee een grotere betrokkenheid bij de kerkmuziek.”