Onuitsprekelijke schoonheid
In een eerdere column heb ik al eens verwezen naar het rapport van de Cathedral Music Trust uit 2022, A Future for Cathedral Music. Daarin worden drie elementen als speerpunt voor de toekomst genoemd: uitmuntendheid (excellence), participatie en betaalbaarheid. Vooral dat eerste element trof mij: uitmuntendheid, iets heel on-Nederlands. Wij – met name de protestanten - hebben liever ‘zuivere, eerlijke, oprechte kerkmuziek’ (Willem Vogel), kwalificaties waar we ‘eenvoudige’ misschien nog aan toe zouden kunnen voegen. De kerk is er niet voor in de liturgie uitmuntend uitgevoerde klassieke (kerk) muziek. Dat is immers elitair, en daar houden wij in Nederland niet van.
Giles Fraser, journalist en vicar van St. Anne’s in Kew schreef een in dit verband voor mij verhelderend artikel naar aanleiding van de opheffing van het kathedrale koor van Sheffield in 2020. Het koor zou te weinig de diversiteit van de bevolking weerspiegelen, en een repertoire hebben dat te weinig eigentijds was. Veel mensen vonden de beslissing een bedreiging voor de kerk, die volgens hen geen entertainment moet bieden maar een hoger doel moet nastreven. Supporters van de beslissing daarentegen waren van mening dat de kerk geen patroon van de hogere kunsten moet zijn. Er is slechts één doel: de verbreiding van de boodschap van het evangelie. En als de populaire cultuur daarbij kan helpen door het inzetten van praise bands en het zingen van gospelliederen: so be it. Die muziek sluit tenminste aan bij de leefwereld en beleving van de kerkgangers. Fraser maakt in zijn artikel een onderscheid tussen twee manieren van geloven. Aan de ene kant van het spectrum is er de joodse invalshoek die zegt dat God moeilijk toegankelijk, zelfs onkenbaar is. Mozes mag God alleen van achteren zien, niet in het gezicht (Exodus 33, 23). Zelfs Gods naam is problematisch (daarom: G’d) en beelden van Hem zijn verboden. Aan de andere kant van het spectrum zouden we de evangelische christenen kunnen plaatsen die menen dat zij een directe toegang tot God hebben via de persoon van Jezus. Jezus is God, een levende realiteit in het leven, Hij is er, hier en nu, bij mij - de ‘Jezus is mijn beste vriend’ benadering. De meeste mensen die nog iets met het geloof hebben bevinden zich ergens tussen deze twee uitersten in.
We weten dat de evangelische beweging het in onze tijd goed doet (o.a. bij generatie Z), maar dat er tegelijk veel belangstelling is voor (buitenkerkelijke) festivals van religieuze muziek, voor de Matthäus Passion, en de vele Evensongs in ons land, gezongen door kwalitatief vaak zeer goede koren zoals het Kampen Boys Choir. Dat is allemaal ‘hoge cultuur’. Er komen kerkmensen op af, maar juist ook velen die de kerk niet heeft weten vast te houden, en dat zijn er steeds meer. Die komen volgens mij (mede) omdat zij via de muziek in contact kunnen komen met iets dat hun begrip te boven gaat, om iets onzegbaars dat hen raakt te ervaren. Deze mensen willen geen gepreek en gemoraliseer, zij willen iets van transcendentie, de sacrale dimensie van de muziek ervaren. Of dat iets met God te maken heeft kunnen we openlaten. Wat mijzelf betreft: soms is het luisteren naar (kerk)muziek voor mij een ervaring die ik wel religieus zou willen noemen. En hoe beter de muziek wordt uitgevoerd, hoe meer ik boven mijzelf word uitgetild. Fraser vertelt hoe hij elke avond naar de Evensong in St. Paul’s ging, en daar was het de muziek ‘that stole for me a glimpse of heaven’. En, voegt hij eraan toe, ‘it was often unspeakably beautiful’. Is voor die onuitsprekelijke schoonheid excellentie geen noodzakelijke voorwaarde? Excellent musiceren staat in dienst van schoonheid, die een mogelijke weg – er zijn ook andere - naar de ervaring van het heilige biedt. En komen we daarvoor (ook) niet naar de kerk?
Een column door Erik Heijerman
De klankruimte van een voorganger
In de 149e jaargang van het Gregoriusblad richten wij in de vier hoofdartikelen de focus op een aantal vragen: wat inspireert ons als kerkmusici en waar vind je inspiratie? Naar welke plekken zoeken mensen om geïnspireerd te worden? In het tweede hoofdartikel staat Sytze de Vries stil bij de inspiratie die van de voorganger uit kan gaan: over de voorganger als voorzanger.
Een artikel van Sytze de Vries
Het Elbertse/Adema orgel te Rotterdam
Onlangs werden fase 1 en 2 voltooid van de restauratie van het orgel in de kathedraal te Rotterdam. Cees van der Poel beschrijft de historie van dit orgel en de thans uitgevoerde werkzaamheden.
Een artikel van Cees van der Poel
“Wij zijn de passanten, het monument blijft”
Het Willibrordusorgel in de kathedrale basiliek Sint-Bavo
In 1923 plaatste Joseph Adema een nieuw orgel in de Amsterdamse Sint-Willibrorduskerk buiten de veste. Ter gelegenheid van het eeuwfeest van dit orgel heeft de Stichting Willibrordusorgel de huidige titulairorganist Ton van Eck gevraagd de veelbewogen geschiedenis van het orgel te beschrijven. Onze redactie heeft besloten uitvoerig stil te staan bij dit magnum opus van Ton van Eck, die in zijn nawoord aankondigt, dat het orgel binnenkort een andere vaste bespeler gaat krijgen.
Een artikel van Anthony Zielhorst
Laat ons uw barmhartigheid zien
Psalm 85 – een adventspsalm op Anglicaanse wijze gezongen
Van de 150 psalmen zijn er een aantal die een speciale band hebben met bepaalde liturgische feestdagen of periodes. Zo is Psalm 118 (“Brengt dank aan de Heer, want Hij is genadig”) de lofzang voor zowel het joodse als het christelijke paasfeest en worden de zogenaamde koningspsalmen 96, 97 en 98 van oudsher op Kerstmis gezongen (respectievelijk in de nachtmis, de dageraadsmis en de dagmis).
De advent kent ook enkele psalmen die vanwege hun thematiek heel nauw met deze periode van hoop en verwachting verbonden zijn. Denk dan aan Psalm 25 (Ad te levavi / Naar U gaat mijn verlangen) en Psalm 80 (Qui regis Israel / Herder van Israël). Psalm 85 hoort eveneens in dit rijtje thuis.
Interview met Jos Maters
Jos Maters is ‘assistent-organist’ in de Nicolaasbasiliek in Amsterdam. In deze kerk, die sinds kort co-kathedraal is van het bisdom Haarlem-Amsterdam, heerst een hoogstaande muzikale cultuur, gebaseerd op de monastieke én anglicaanse kerkmuzikale traditie. Hoe komt een christelijk-gereformeerde jonge organist op een dergelijke post terecht en hoe ervaart hij zijn functie daar?
Een interview door Erik Heijerman